De Frisii waren een volk dat ten tijde van de Romeinen ten noorden van de Rijnmonding leefde.[1] Tacitus onderscheidde twee verwante groepen, namelijk de maiores Frisii (Grote Friezen) en minores Frisii (Kleine Friezen), maar rekende hen ten onrechte tot de Germanen. De Friese taal was vermoedelijk een vorm van Protogermaans, misschien met Protokeltische invloeden.